Bericht
door Fieke :-) » 13 dec 2007, 10:10
Dit heb ik in een het proef-tijdschrift FWD gelezen (misschien wel iets voor dit onderwerp):
Bij de aanschaf van een vlak scherm duit de vraag op: wordt het een plasma of een lcd? Deze 2 technologieën worden het meest toegepast en hebben elk hun eigen typische voor- en nadelen. Plasma-tv’s zijn bijna uitsluitend verkrijgbaar in maatje 42-inch en groter. Anders gezegd:l kan of wil je geen scherm in huis halen met een beelddiagonaal groter dan 100 cm, dan kom je sowieso bij lcd terecht. Geen probleem hoor, want lcd-fabrikanten hebben in sneltempo de specifieke nadelen van hun techniek weggewerkt. Zo kan je bij recente lcd-tv’s ook vanuit een hoek (dus niet recht voor de tv gezeten) genieten van prima beelden. Vroeger bleek de zogenaamde kijkhoek wel eens beperkt. Een ander kwaaltje was ghosting of nasleep bij snel bewegende beelden. Het leek alsof er een zweem hing rond snel bewegende onderwerpen, zoals voetballers. Ook dat probleem is van de baan omdat de beelden sneller ververst worden, zodat er van die geesten geen sprake meer is.
Toch blijven er voor beide technieken enkele voordelen (of nadelen, het is maar hoe je het bekijkt) overeind. Zo hebben plasmaschermen doorgaans een hogere contrastratio. In klare taal: ze kunnen meer verschillende gradaties tussen het lichtste wit en het donkerste zwart weergeven. Daardoor komen kleuren wat natuurlijker over, vertonen beelden meer diepte en behouden donkere passages meer detail. Die contrastratio wordt uitgedrukt als een verhouding, bijvoorbeeld: 5000:1, waarbij een hogere verhouding betere resultaten oplevert. Lcd-schermen hebben doorgaans een hogere helderheid – uitgedrukt als cd/cm² - waardoor ze net wat beter overkomen in fel verlichte ruimtes (zoals winkels). Zogenaamde Full HD-schermen (zie *) zijn in het lcd-kamp ook gevoelig goedkoper dan hun tegenhangers met plasmatechnologie.
Helaas vertellen technische specificaties in folders slechts het halve verhaal. Niet enkel de resolutie, de contrastratio en de helderheid bepalen de beeldkwaliteit. Het is de combinatie van die drie aspecten, samen met andere factoren, die maakt dat de ene televisie beter presteert dan de andere. Daarom test FWD Magazine tweemaandelijks een resem nieuwe tv’s op een objectieve, gestandaardiseerde manier.
* Beeldbuis-tv’s kunnen enkel beelden in standaard definitie (of resolutie) weergeven. Die beelden bestaan uit maximaal 576 horizontale lijnen van elk 720 puntjes. Vlakke tv’s kunnen bijna allemaal beelden in hoge definitie (HD) tonen, en komen in twee soorten: HD Ready en Full HD-tv’s. De eerste soort kan verliesvrij beelden tonen die bestaan uit 720 horizontale lijnen van elk 1280 puntjes. De tweede soort kan zelfs beelden met 1080 horizontale lijnen van 1920 puntjes verliesvrij weergeven. De manier waarop de beelden worden getoond kan ook verschillen. Zo kunnen HD Ready-tv’s 720p- en 1080i-beelden weergeven. Het getalletje verwijst naar het aantal horizontale lijnen, de kleine p en i staan respectievelijk voor progressive en interlaced. Die twee technische termen geven aan hoe tv-beelden worden opgebouwd. Bij 720p-beelden worden de 720 horizontale lijnen in één keer (een zogenaamde scan) weergegeven op het scherm, en dat aan een snelheid van 50, 60 of meer beelden per seconde. Bij 1080i-beelden verschijnen eerst de oneven lijnen, en vlak daarna de even lijnen van één beeld. Omdat die halve beelden zichzelf zo razendsnel opvolgen (ook hier 50, 60 of meer keer per seconde) neemt het menselijk oog ze waar als volledige beelden. Hoe hoger het aantal beelden dat per seconde getoond wordt, hoe vloeiender en natuurlijker het beeld er zal uitzien. De allernieuwste schermen kunnen die verhoogde resolutie van 1080 lijnen ok in progressive-modus weergeven, en mogen zich daarom Full HD-schermen noemen. Ze voldoen aan de hoogste norm die momenteel gehanteerd wordt voor tv’s.


Tristan wil later graag krokodil worden (een trein is ook goed zegt hij hier)
18de ronde